Beleidsmakers staan de komende decennia voor moeilijke keuzes, constateertde Energieraad in zijn jaarverslag Naar een nieuw evenwicht. ‘Snelle ontwikkelingvan hernieuwbare energie is nodig, maar biedt de komende decenniaonvoldoende uitkomst. Voor die periode moeten interim-oplossingen wordengevonden. We mogen er niet van uitgaan dat de markt deze problematiekzonder aanvullend overheidsbeleid acceptabel oplost’, stelt voorzitter PeterVogtländer.
30 joule nr1 okt 2005Beleidsmakers staan de komende decennia voor moeilijke keuzes, constateertdeEnergieraadinzijnjaarverslagNaareennieuwevenwicht.`Snelleontwikkelingvan hernieuwbare energie is nodig, maar biedt de komende decenniaonvoldoende uitkomst. Voor die periode moeten interim-oplossingen wordengevonden. We mogen er niet van uitgaan dat de markt deze problematiekzonder aanvullend overheidsbeleid acceptabel oplost', stelt voorzitter PeterVogtl?nder.interview`In de gebouwde omgeving laat Nederland nogveel kansen liggen,' vindt Peter Vogtl?nder.schone fossieleenergie biedt Nederland kansennr1 okt 2005 joule 31De Algemene Energieraad adviseert de regering en hetparlement over het te voeren energiebeleid. Zij wil een gewetens-functie vervullen voor overheid en samenleving en wil bijdragenaan het maatschappelijke energiedebat. Het publieke belang staatdaarbij steeds centraal. De Energieraad is onafhankelijk. De ledenvervullen hun adviestaak op persoonlijke titel en worden bij konink-lijk besluit benoemd op basis van hun deskundigheid en hun maat-schappelijke kennis en ervaring.Vogtl?nder is voorzitter sinds 1 juli 2002. Het cre?ren van een duur-zame energievoorziening vindt hij een complexe uitdaging. `Wemoeten erkennen dat we tot nu toe geen silver bullet hebben gevon-den waar we alle aandacht op kunnen richten. Overheid en bedrijfs-leven zitten nog in een ontwikkelingsfase en komen de eerstvolgen-de veertig jaar nog niet tot een echte oplossing. We moeten nog eenhele technologische ontwikkeling doormaken, een periode X waarinhet mondiale energieverbruik blijft stijgen. Dus moeten alle betrok-ken (markt)partijen blijven zoekennaar manieren om voorlopig te blij-ven voldoen aan die toenemendevraag. Duurzame energie en ener-giebesparing zullen een belangrijkebijdrage kunnen en moeten leveren,maar voorlopig zullen we conventi-onele energie (gas, kolen, kernener-gie en olie) niet kunnen missen.Kernenergie afschrijven kunnen weons dan ook voorlopig niet veroorlo-ven. We moeten blijven zoeken naar oplossingen voor de problemenrondom kernenergie, zoals we ook serieus werk moeten maken vaneen schone fossiele energievoorziening. Op het gebied van schoonfossiel heeft Nederland veel voordelen in huis waarmee we interna-tionaal veel kunnen betekenen. Mede omdat we lege aardgasbellenhebben die zich prima lenen voor de opslag van CO2. We haddenin het recente verleden een sterke positie op het gebied van wind-energie maar hebben dat verloren aan Duitsland en Denemarken.Schone fossiele ontwikkelingen kunnen ons land opnieuw op dekaart zetten.'Positieve slag`Ik ben positief over het rapport Nu voor later ? Energierapport 2005van het Ministerie van EZ. Hierin herken ik de centrale gedach-telijn van de Energieraad. Alle aandacht ging de laatste twee jaarnaar marktwerking. Nu ligt het accent veel meer op duurzaamheid,in de vorm van voorzieningszekerheid en een meer algemene aan-dacht voor het milieu. Dat is een positieve slag, daar ben ik gelukkigtekst Ad Brogtrop en Peter de Koning Foto EnergieraadSterke positiewindenergie verlorenaan het buitenlandCV ir. Peter. H.Vogtl?nder (1938)1984: president directeur ShellBelgi? en Luxemburg.1991: als co?rdinatorverantwoordelijk voor dechemie van de Koninklijke ShellGroep.1995: voorzitter Raad vanBestuur Montell.2000: pensioen; voorzitterkabinetscommissie voor adviesover nationaal systeem voorCO2-emmissiehandel.Tijdens loopbaan:commissaris / non executivedirector aantal Shellwerkmaatschappijen en jointventures; lid dagelijks bestuurVereniging van NederlandseChemische Industrie; lidbestuur CEFIC (Europesechemische industrie); voorzitterSociety for Chemical Industry(SCI); commissaris StichtingVerpakking en Milieu.Momenteel: presidentcommissaris Univar;commissaris Van LeeuwenBuizen; lid bestuur NationaalGroenfonds.Sinds 1 juli 2002: voorzitterAlgemene Energieraad.mee. Wie het Energierapport leest, komt tot de logische conclusiedat duurzaamheid een moeilijke en complexe zaak is. Ik heb danook bezwaren tegen personen die het onderwerp behandelen alseen vanzelfsprekendheid. Geen enkele partij mag de complexiteitvan deze uitdaging bagatelliseren. Ik stoor me aan personen die be-weren dat de oplossing voor de duurzaamheidproblemen eigenlijkal gevonden is. Aan de andere kant van het spectrum kan ik weinigbegrip opbrengen voor de onverbeterlijke negatievelingen die van-uit hun smal economisch denken voortdurend "kan niet" en "is teduur" roepen. In beide gevallen betreft het te ongenuanceerd den-kende mensen.'Internationale dimensie`Beleidsmakers kunnen zich niet veroorloven om te ontkennen dater een probleem is. Zij hebben de plicht om met prioriteit na te den-ken over de grote belangrijke onderwerpen, zoals de voorzienings-zekerheid en klimaatverandering. Onderwerpen met een grote in-ternationale dimensie, waarbij de invloed van Nederland slechts be-perkt is. Wat we ook doen, het mondiale effect ervan zal marginaalzijn. Wat kun je dan nu al doen als individu en als maatschappij? Inelk geval energie besparen, daar is iedereen het wel over eens. Maarhoe dan? Want in de praktijk blijkt dat minder simpel dan het lijkt.De politiek moet daarin het voortouw nemen en de ambitie tonenom echt energie te willen besparen. Het liefst in Europees verband,met als doel ??n Europees beleid. Het tempo moet omhoog, weetook minister Brinkhorst. Maar hoe afhankelijk is hij van de ambi-ties van zijn Europese collega's? Een vraag waar de minister terechtmee worstelt. Als dat gaat over normen voor nieuwe auto's en huis-houdelijke apparaten en voor de energie-intensieve industrie is deEU het schaalniveau. Dat regel je als klein land niet zomaar even inje eentje. Daar staat wel tegenover dat de minister de wind nu in derug heeft. De snel stijgende olieprijzen benadrukken meer dan ooithet belang van een duurzame energievoorziening. Kortom, een goe-de transitie van fossiel naar duurzaam zal niet alleen door de marktworden gerealiseerd. Daarvoor zijn de belangentegenstellingen tegroot. Het leiderschap hierin moet komen van sterke overheden diehun beleid nationaal en internationaal goed afstemmen. Overhedendie voor consistentie zorgen en beseffen dat het hier om een langetermijn agenda gaat.'Gebouwde omgeving`Nederland heeft nu nog het geluk te beschikken over aardgasvoor-raden. Maar over 25 tot veertig jaar zijn de velden leeg en verande-ren de inkomsten uit gasexport in uitgaven voor import. Dat gaatom miljarden per jaar. Energiebesparing en duurzame energie,waaronder biomassa, kunnen het binnenlands gasverbruik vermin-deren. Zeker in de gebouwde omgeving liggen hier goede kansenwant daar bestaat het energiegebruik voor zo'n tachtig procent uitwarmtevraag. Dat zijn bovendien kansen die Nederland met natio-naal beleid goed kan aangrijpen, de afhankelijkheid van de interna-tionale context is hier veel minder groot. Deze kansen in de gebouw-de omgeving laat ons land nog te veel liggen. Uiterst jammer, wantPeter Vogtl?nder: Niemandmag duurzaamheidprobleembagatellisereninterviewTe veel accent op korte termijnIn het jaarverslag Naar een nieuw evenwichtconstateert de Energieraad: `2004 was voorde energiesector een turbulent jaar. Hogeolieprijzen, de discussie over splitsing en deproblemen rond de vrijmaking van de klein-verbruikermarkt stonden volop in de be-langstelling. Liberalisering en het strevennaar betere marktwerking hebben het ener-giedebat gedomineerd en korte termijnthema's hebben alle aandacht voor zichopge?ist ten koste van de lange termijn.Zonder het belang van deze thema's tewillen bagatelliseren baart dit de Raadzorgen. Het is evident dat de lange termijnproblemen van voorzieningszekerheid enklimaatverandering voor de samenlevingpotenti?le bedreigingen vormen die die vaneen nog niet perfect werkende markt endienstverlening ver overtreffen. Ook vraagtde Raad zich af of de gespannen verhoudin-gen tussen de politiek en de sector de zobroodnodige samenwerking tussen over-heid en bedrijven op het gebied van innova-tie en duurzaamheid niet ernstig in de wegstaan.'www.energieraad.nl32 joule nr1 okt 2005als een gebouw er eenmaal staat, wordt het veel lastiger om aan deenergievraag voor warmte iets te doen. En een eenmaal gerealiseerdpand staat er voor tientallen jaren. Het verzet komt voornamelijkvan conservatieve bouwers en corporaties die daarmee hun sectorgeen dienst bewijzen. Hier komt voor beleidsmakers een traditio-neel dilemma om de hoek: moet ik voorschrijven of stimuleren?Moet ik de bouwwereld dwingen of verleiden tot het implemente-ren van nieuwe ontwikkelingen die de sector en zijn producten eenmeer duurzaam karakter geven? In mijn visie zijn dit typisch poli-tieke afwegingen die niet uit de weg mogen worden gegaan. In degebouwde omgeving liggen kansen.'Kansrijke technieken`Ik ben geen voorstander van het ondoordacht subsidi?ren van com-merci?le toepassing van niet doorontwikkelde technieken. Veel lie-ver zie ik gemeenschapsgeld stromen naar het onderzoeken, ontwik-kelen en demonstreren van kansrijke technieken waarvan de kostensnel omlaag kunnen richting een niveau waarop ze kunnen concur-reren met gewone energie. De vraag "waar liggen de kansen voorNederland en wat levert het Nederland op" mag best meespelen bijde verdeling van de subsidies. Nederland zou vooral die techniekenmoeten stimuleren waarmee ons land internationaal iets te biedenheeft. Die projecten beginnen met een voorsprong, ze verhogen deinternationale kansen van ons nationale bedrijfsleven en versterkende unieke positie van ons land in Europa en mondiaal.Voor anderetechnieken zou Nederland meer de internationale samenwerkingmoeten zoeken. Pas wanneer de kostprijs van een nieuwe techno-logie zover is gedaald dat door schaalvergroting de kostprijs op hetniveau van conventionele energie kan komen is de subsidi?ring vancommerci?le toepassingen opportuun. Eerder subsidi?ren is geeneffici?nt gebruik van schaarse middelen.' ?nr1 okt 2005 joule 33ENERGIERAAD IN BRIEF AANminister BRINKHORST`Besparing waar nodig afdwingen'Een goed voorbeeld van de adviestaak van deEnergieraad is de brief van 28 september 2005aan minister Brinkhorst (EZ) over het tempo inde energiebesparing. Daarin formuleert de raadzijn advies in zeven punten:1 Energiebesparing behoort tot de goedkoop-ste en minst omstreden opties om zowel hetprobleem van de voorzieningszekerheid alsdat van het milieu te verzachten.2 Het technisch potentieel voor energiebespa-ring is zeer aanzienlijk.3 Om het niveau van energiebesparing signifi-cant te verhogen, moeten onderzoek en ont-wikkeling een impuls krijgen en moet in en-kele gevallen besparing worden afgedwon-gen met voorschriften en standaards. Dat zalniet altijd in goede aarde vallen, dus ditvraagt om moedige politieke keuzes. Denkaan de kilometerheffing en lagere maximumsnelheden in het verkeer.4 Het duurt jaren voordat het gewenste bespa-ringsniveau wordt bereikt. Immers, het ont-wikkelen en invoeren van nieuwe technologieen instrumenten kost tijd, en veel installa-ties, gebouwen en apparaten hebben eenlange levensduur. Alleen een langdurig enconsistent beleid leidt tot succes.5 Nederland kan slechts een beperkt deel vande energiebesparing be?nvloeden met natio-naal beleid. Veel moet op Europees niveauworden aangepakt.6 Voor een maximaal mogelijke besparing iseen zeer ambitieuze maar niet totaal onrea-listische doelstelling gewenst. Het zettenvan zo'n doelstelling is riskant in onze poli-tieke afrekencultuur. Dit is iets voor de Twee-de Kamer om over na te denken.7 Het besparingsniveau moet de groeiendebehoefte aan energie compenseren. Dat be-tekent een doelstelling van twee procent. Ditambitieniveau is gerechtvaardigd, mits inEuropees verband de nodige maatregelenworden genomen.Tot slot geeft de Energieraad de minister nog eenadvies over de recente (prijs)ontwikkelingen opde markt voor olie, gas en CO2-emissierechten:`Dit bevordert bij alle partijen de motivatie omeffici?nter en zuiniger met energie om te gaan.Een eventuele compensatie aan huishoudens enandere kleinverbruikers zou dan in een anderevorm gezocht moeten worden dan in een verla-ging van de REB en accijnzen op energie, opdatdit effect niet wordt afgezwakt.'
Reacties