Warmtewoningen worden vaak minder energiezuinig gebouwd dan woningen aangesloten op een gasnet. Bewoners van een woning met een warmteaansluiting zijn daardoor duurder uit dan bewoners met een gasketel. Dit komt door het rendementseffect van warmtelevering op de energieprestatiecoëfficiënt (EPC). De invoering van de nieuwe norm energieprestatie van gebouwen (EPG) herstelt dit negatieve effect niet.
28 Energie+ nr 3 mei 2011Warmtewoningen worden vaak minder energiezuinig gebouwd danwoningen aangesloten op een gasnet. Bewoners van een woning met eenwarmteaansluiting zijn daardoor duurder uit dan bewoners met eengasketel. Dit komt door het rendementseffect van warmtelevering op deenergieprestatieco?ffici?nt (EPC). De invoering van de nieuwe normenergieprestatie van gebouwen (EPG) herstelt dit negatieve effect niet.Minder energiezuinigTekst Allard van Krevel, energieadviseur BECO en Toon Buiting, co?rdinator energiebeleid Radboud UniversiteitWarmtewoningen kunnen met denieuwe energienorm nog op hetoude prestatieniveau met een EPCvan 0,8 gebouwd worden terwijl gaswoningenmoeten voldoen aan een EPC van hooguit 0,6.De maximale EPC voor nieuwbouwwoningen isin de afgelopen jaren getrapt verlaagd van 1,4naar 0,6. Berekening van de EPC gebeurtvolgens de Energie Prestatie Norm (EPN) voornieuwbouw, die in 1996 werd ingevoerd. Het iseen van de meest effectieve instrumenten inhet Nederlandse energiebeleid. 1 Januari 2012wordt de norm Energieprestatie van Gebouwen(EPG) ingevoerd. Deze vervangt verschillendebestaande normen en richtlijnen voor hetbepalen van de energieprestatie, waaronder deEPN. De bepalingsmethode voor nieuwbouw-woningen die hierin is opgenomen is groten-deels in overeenstemming met de huidige EPN.Doorrekening van een woning met beidenormen laat slechts een kleine afwijking zien inde resultaten.OpwekrendementHet primaire energieverbruik van een woningis de optelsom van verbruik voor verwarming,koeling, ventilatie en verlichting. Hierdoorontstaat de vrijheid om minder te isoleren enhet negatieve effect daarvan te compenserenmet een hoger rendement van de verwar-mingsinstallatie, zolang de EPC maar aan demaximumeis voldoet. Voor de bewonermaakt het niet uit of het maximale verbruikwordt gerealiseerd met dikkere isolatie ofeen hoger ketelrendement. Het wordt eenander verhaal wanneer er verbeteringen vanhet opwekrendement buiten de woningworden bepaald. Dit is het geval bij externewarmtelevering. De overheid heeft bepaalddat het milieuvoordeel van stadsverwarmingwordt uitgedrukt in een hoger opwekrende-ment dan met een moderne hr-ketel haalbaaris. Dit betekent dat de EPC lager wordt dooreen maatregel buiten de woning, terwijl deenergetische kwaliteit van die woningdezelfde blijft.Als het effect van externe warmteleveringeen daling van de EPC onder de 0,6 bete-kende, zou er niets aan de hand zijn. Als dezelagere EPC echter wordt aangegrepen omenergiebesparende maatregelen in dewarmtewoning achterwege te laten is mencontraproductief bezig; de EPC zal hierdoorweer stijgen. Het is dus mogelijk maatrege-len te vermijden tot de EPC weer uitkomt opde maximaal toegestane waarde. Bouwen opde maximale EPC komt in de Nederlandsebouwwereld veel voor. Uitgaande van eengelijke EPC heeft een warmtewoning eenhogere warmtevraag dan een qua vorm eninhoud identieke gaswoning. Een andergevolg is dat de bewoner van een warmtewo-ning hogere energielasten heeft dan eenbewoner van een op gas aangeslotenwoning.EnergiekwaliteitTot nu toe werden hogere rendementen voorwarmtelevering dan het standaardrendementin de energienorm bepaald met zogenoemdegelijkwaardigheidsverklaringen, die nietgenormeerd waren. Met de EPG wordt ook deEnergieprestatienorm voor Maatregelen opGebiedsniveau (EMG) ge?ntroduceerd voorhet bepalen van opwekrendementen buitende woninggrens. Het rendement voorwarmtelevering kan hiermee gemakkelijkboven de 150 procent stijgen. Dit rendementkan dan in de EPG worden gebruikt in plaatsvan het standaardrendement .Hoge rendementen van externe warmteop-wekking kunnen dus leiden tot een lagereenergetische kwaliteit van woningen. Om ditdeels te ondervangen heeft de overheid degetrapte eis ingevoerd. De EMG mag alleengebruikt worden als de EPC van de woningmaximaal 1,33 maal hoger is dan de maximaleEPC zonder gebruik te maken van die EMG.Dit betekent dat het hoge opwekrendementvoor warmtelevering niet ongelimiteerd tenkoste kan gaan van de energiekwaliteit vande woning. Maar met de getrapte eis is hetnr 3 mei 2011 Energie+ 29en hogere lastennog steeds mogelijk een warmtewoning op demaximale waarde van voor 1 januari 2011(EPC=0,8) te bouwen, terwijl de verderidentieke woning met een gasaansluiting opde nieuwe eis (EPC=0,6) moet uitkomen. Deoverheid blijft dus toelaten dat er aan deenergetische kwaliteit van warmtewoningengetornd wordt. Dat betekent dat de extrawarmtevraag van warmtewoningen stijgt.Grofweg kan gesteld worden dat de extrawarmtevraag van een woning met externewarmtelevering kan oplopen tot een verbruikdat bijna tweemaal zo hoog is als een woningmet een hr-ketel. Voor een referentietussen-woning betekent dit een toename van dewarmtevraag met 11 naar 21 GJ per jaar. Dithoudt een lastenverzwaring van 200 euro perjaar in voor de bewoner. Daarnaast gaat dewarmteprijs, die gekoppeld is aan degasprijs, de komende jaren nog flink stijgen.De Warmtewet heeft onder meer tot doel datconsumenten warmte geleverd krijgen tegeneen maximumprijs volgens het niet-meer-dan-anders-beginsel (nmda). Bij de uitwer-king van de Warmtewet heeft het ministerievan EL&I het probleem van de rendements-factor voor externe warmtelevering erkenden gesteld dat het onwenselijk is datwarmteklanten meer warmte-eenhedenbetalen dan gasklanten. Het ministerie vindtdat deze problematiek buiten de reikwijdtevan de Warmtewet valt en compensatie vanextra kosten voor warmteafnemers niet viadeze wet geregeld kan worden. Een onder-deel uit de bouwregelgeving kan daardoorhet nmda-beginsel ondermijnen.Energielasten hogerNaast de hogere warmtelasten treedt nogeen ander nadelig effect op als er gebouwdwordt op de maximale EPC. En dat is datwarmteleveranciers de energiebesparendemaatregelen in rekening brengen bij debouwende partij. De eigenaar betaalt dusvoor een warmtewoning dezelfde prijs alsvoor een gaswoning, terwijl de woningminder energiebesparende maatregelenheeft. Deze zogenaamde rentabiliteitsbij-drage wordt door de eindgebruiker opge-bracht, terwijl er voor hem geen exploitatie-voordeel door energiebesparing is. Sterkernog, zijn jaarlijkse energielasten zijn hogerdan redelijk is. Hierdoor betaalt de bewonerin feite bij de aansluiting op het warmtenet teveel ?n is hij tijdens de gebruiksfase duurderuit dan een bewoner van een gaswoning.Volgens de huidige stand van zaken zal deWarmtewet dit probleem niet in alle gevallenondervangen.De EMG kan ook positief ingezet worden.Gemeenten kunnen met de EMG de energie-voorziening van nieuwe woning- en bedrij-venlocaties be?nvloeden door de kwaliteitvan verschillende aanbieders te vergelijken.De gemeente kan de energievoorziening zogunnen aan de beste aanbieder. De EMGgeeft inzicht in wat gebiedsgerichte maatre-gelen aanvullend op de energiekwaliteit vande gebouwen kunnen betekenen. Loskoppe-ling van de EPG is wel een voorwaarde. Pasdan snijdt het mes aan twee kanten en zullenEMG en EPG elkaar versterken.Warmtecentrale in Oosterhout.ToonBuiting
Reacties