Duitsland wordt vaak genoemd als lichtend voorbeeld in de cleantechsector, maar dat geldt ook voor coöperatieve bedrijfsmodellen. Er wordt bij onze oosterburen flink geïnvesteerd in deze bedrijfsvorm. Dat gaat soms om enkele tonnen, oplopend tot enkele tientallen miljoenen. Nederland kan veel leren van deze ondernemersdrift. Het geeft ons veel inzichten om onze prille coöperatieve sector een intelligente en ferme duw in de goede richting te geven. Een vergelijking tussen de Duitse en Nederlandse coöperaties biedt daarom veel kansen.
nr 1 maart 2014 Energie+ 7Tekst Philip Boontje, zelfstandig adviseur en projectmanager bij energieco?peratie De Groene ReusDe eerste golf van Duitse energieco?pe-raties ontstond rond de elektrificatievan de landelijke buitengebieden. Ophet hoogtepunt telde Duitsland in 1927 intotaal ongeveer 6.000 co?peraties. Dataantal liep terug tot een stabiele 50 rond hetjaar 2000. De tweede golf van co?peratiesoverlapt met de sterke stimulering vanschone energie. Tussen 2006 en 2012 groeidehet aantal Duitse co?peraties naar 754. Vandeze co?peraties investeerden er 431 in PV,177 in biomassa voor warmtenetten en 49 inwindenergie. Er moet wel onderscheidgemaakt worden tussen de zon- en windco?-peraties enerzijds en de biomassaco?pera-ties anderzijds. Zon- en windco?peraties zijnverkapte investeringsvehicles, die eigenvermogen van hun leden bundelen enaanvullen met vreemdvermogen. Ditgeaccumuleerde vermogen wordt dan ingezetvoor het aanschaffen van lokale productieca-paciteit. Dankzij het feed-in-tarief van defederale overheid ontvangen de Duitseco?peranten een stabiel rendement op huninvestering. De biomassaco?peraties gaandoor het leven als Bioenergied?rfer. Tervervanging van de stookolieverwarmingbezitten en beheren deze co?peratieswarmtenetten. Agrarisch afval wordt door deomliggende boeren geleverd aan de co?peratiedie met een biogas-WKK elektriciteit en warmteleveren aan de leden en het net.Start en groeiDuitse co?peraties worden opgericht omverschillende redenen en door een diffusegroep van actoren. De PV-co?peraties latenzich sterk leiden door de promotie van schoneenergie, bewustwording aangaande klimaat-verandering, het versterken van het wij-gevoel en het bevorderen van regionalewaardecreatie. Lokale en regionale actorendie dezelfde doelen nastreven wordenvertegenwoordigd door lokale banken, lokaleen regionale overheden, projectontwikke-laars, NGO's en lokale nutsbedrijven (Stadt-werke). Elk van deze actoren gebruikt haarbeperkte capaciteiten om een nieuweco?peratie tot een succes te maken. In hetgeval van Energiegenossenschaft Odenwaldbijvoorbeeld heeft de lokale Volksbank voorLeren van Duitseenergieco?peratiesDuitsland wordt vaak genoemd als lichtend voorbeeld in de cleantechsec-tor, maar dat geldt ook voor co?peratieve bedrijfsmodellen. Er wordt bijonze oosterburen flink ge?nvesteerd in deze bedrijfsvorm. Dat gaat somsom enkele tonnen, oplopend tot enkele tientallen miljoenen. Nederlandkan veel leren van deze ondernemersdrift. Het geeft ons veel inzicht enom onze prille co?peratieve sector een intelligente en ferme duw in degoede richting te geven. Een vergelijking tussen de Duitse en Neder-landse co?peraties biedt daarom veel kansen.FotoDirkWilhelmy/GreenpeaceEnergyeGinternationaal8 Energie+ nr 1 maart 2014internationaaleen paar jaar enkele werknemers kosteloosbeschikbaar gesteld aan de regionaleenergieco?peratie. Tegelijkertijd stelde delokale overheid haar daken voor een schap-pelijke financi?le compensatie beschikbaarvoor co?peratieve zonnecentrales. Sinds2009 heeft de energieco?peratie 35 miljoeneuro ge?nvesteerd en ze telt nu 2.000 leden.Een ander voorbeeld is B?rgerEnergieOstfildern. Gemeenten ten oosten vanStuttgart hebben aan B?rgerEnergieOstfildern subsidies beschikbaar gesteld endie gekoppeld aan het inwonersaantal. Dezeco?peratie verzamelde 1 miljoen euro onderhaar 250 leden voor het financieren vanenkele zonnecentrales. Weer een andervoorbeeld is projectontwikkelaar Westfalen-WIND die ter bevordering van de regionalewaardecreatie een eigen windco?peratieheeft opgericht met de naam B?rgerWindWestfalen. Sinds 2011 heeft zij 5,5 miljoeneuro opgehaald bij 620 leden en dat bedragge?nvesteerd in verschillende windparken.Een burgernetwerk genaamd Metropol Solarrichtte in 2011 nabij Heidelberg de Energiege-nossenschaft Starkenburg op. Een onderne-mer binnen het netwerk verkocht zijnzonnesysteem aan de co?peratie en eenbevriende projectontwikkelaar verkocht zijnwindturbine. Met haar 500 leden haalde deco?peratie 2 miljoen euro op en investeerde innog 9 zonnecentrales. Het nutsbedrijf E-werkMittelbaden richtte in 2012 een co?peratie open verkocht een van haar zonnecentrales aan846 nieuwe co?peranten. Tijdens de periodevan oprichting werd namens de aspirantleden3,5 miljoen euro beschikbaar gesteld,waarvan enkel 1 miljoen ge?nvesteerd konworden in de zonnecentrale en een participa-tie binnen een bestaand windpark.De bedrijfsmodellenTijdens de groei van de co?peraties worden zegeconfronteerd met essenti?le strategischekeuzes die sterk bepalend zijn voor hetkarakter en de structuur van de organisatie.De afhankelijkheid van externe ondernemerswordt soms bepaald door pragmatisme ensoms door de kernwaarden van een co?pera-tie. Tevens wordt de focus van de co?peratiebepaald door omgevingsfactoren en lokalekansen. Door de afgenomen groei vangrootschalige PV-projecten in Duitslandstagneert de groei van alle zonneco?peraties.Veel van hen ori?nteren zich daarom nu opeen mogelijke rol als participant in nieuwewindprojecten. EnergiegenossenschaftStarkenburg doet dat bijvoorbeeld door zichte positioneren als regionaal participatieplat-form. Zij hanteert het Starkenburgmodel datstreeft naar zoveel mogelijk eigen kapitaal,met zoveel mogelijk burgers, die bij voorkeurdicht bij de projectlocatie wonen. Daartegenover staat EnergiegenossenschaftOdenwald, die ook zoveel mogelijk van deregionale waardecreatie binnen de regio wilhouden, en er daarom voor kiest de co?rdine-rende rol binnen nieuwe projecten op zich tenemen. Deze co?peratie neemt de regie in deregionale ontwikkeling van zowel wind, PV,warmtenetten als isolatie. Tevens bereidt zijzich er nu op voor om binnen afzienbare tijdeigen elektriciteit en warmte te leveren aanhaar leden. Binnen het Starkenburgmodel isde co?peratie een organisatie die sequentieelnieuwe investeringen doet. Het tegenoverge-stelde model wordt gebezigd door WindkraftDillingerland, opgericht door VolksbankDillingen, die co?peraties als projectspeci-fieke organisaties ziet.FinancieringHet financieringsvraagstuk wordt door veelco?peraties ingevuld met een eigen vermo-gen van tussen de 30 en 100 procent. Hetgebruik van een financi?le hefboom kan dewinsten voor de co?peranten vergroten. Maarvaak wordt dit door co?peraties afgewezenomdat het ze om maximale burgerparticipatieen lokaal eigendom gaat. Om een stabielecashflow te garanderen besluiten sommigeco?peraties om praktisch al hun financieringte vergaren door middel van achtergesteldeleningen onder burgers. Energiegenossen-schaft Starkenburg hanteert een investerings-bundel die twee co?peratieaandelen bevat eneen achtergestelde lening van 1.800 euro. DeWindkraft Dillingerland bood bundels aanmet een co?peratieaandeel van 500 euro eneen achtergestelde lening van 500 euro, watvoorzag in 48 procent van de benodigde 11miljoen euro voor drie turbines. Energiege-nossenschaft Odenwald gebruikt geenachtergestelde leningen en werkt enkel metco?peratieaandelen en 23 procent eigenvermogen. Door de overweldigende lokaleinteresse heeft EnergiegenossenschaftE-werk Mittelbaden al haar investeringen metco?peratieaandelen gefinancierd en isvreemd vermogen de komende jaren nietnodig. B?rgerWind Westfalen betrekt al haarvermogen via co?peratieaandelen en voorzietdaarmee in 10 procent van de financieringdoor middel van achtergestelde leningen bijwindpark-bv's. Tussen de rentepercentagesop de achtergestelde leningen en de co?pera-tieaandelen bestaan grote verschillen.Energiegenossenschaft Starkenburg biedt3,75 procent rente op haar achtergesteldeleningen, terwijl EnergiegenossenschaftOdenwald al enkele jaren op haar co?peratie-aandelen rond de 3 procent dividend uitkeert.Windkraft Dillingerland geeft 9 procent ophaar achtergestelde lening en verwacht geendividend uit haar co?peratieaandelen uit tekeren. De Deutsche B?rger Energie (DBE)draait het om en geeft 4 procent op achterge-stelde leningen en verwacht 8 procentdividend op haar co?peratie-aandelen uit tekeren. B?rgerWind Westfalen vraagt 6,5procent voor haar achtergestelde leningen enwaarvan 5 procent overblijft voor haar leden.VergelijkenAangezien de Duitse energieco?peratiesvooral gericht zijn op het bundelen vanburgerkapitaal, overlapt hun model voorna-melijk met de werkwijze van de Nederlandsewindco?peraties. Deltawind en Zeeuwindhebben een duurzame binding gerealiseerdmet hun regio en slaan de handen ineen methet Windpark Krammer, waarbij zij eenco?rdinerende rol vervullen. De Windcentraledaarentegen laat het ontwikkelen vanwindparken over aan externen en neemtbestaande molens over en positioneert zichdaarmee als nationaal participatieplatform.Zowel de Windcentrale en de DBE hebben eennationale focus, maar de DBE richt zich net alsEnergiegenossenschaft Starkenburg eerst opde lokale bevolking, een stap die nog nietgemaakt is door de Windcentrale maar weldoor de Windvogel. De Windvogel positio-neert zich als ondersteunende co?peratie meteen landelijk netwerk die jonge en lokaleco?peraties ondersteunt bij het opstarten. Ditstaat in contrast met de DBE, die aandelenuiteindelijk niet doorgeeft aan de lokaleco?peratie, maar in eigen beheer houdt. Eenverder verschil tussen de Windcentrale en deDBE volgt uit de vorm van rendement. DeWindcentrale levert elektriciteit via Green-choice, maar de DBE keert enkel financieelrendement uit. EnergiegenossenschaftOdenwald vertoont sterke overeenkomstenmet TexelEnergie. De ontstaansgeschiedenisvan beide co?peraties was anders, maarbeiden ontwikkelen zich nu tot regionale nuts-9 Energie+ nr 3 september 2013bedrijven. Ze richten zich op eigen windener-gie, de verkoop van elektriciteit, het ontwik-kelen van een warmtenet in combinatie meteen biomassakachel en hebben een sterkeregionale binding. De Duitse zonco?peratiesen bioenergied?rfer laten weinig overenkom-sten zien met de Nederlandse initiatieven,aangezien het Duitse feed-in-tarief eenvoorwaarde was voor het ontstaan van dezeregionale energieco?peraties. Energiegenos-senschaft Starkenburg heeft bij haar laatstezonnecentrale sterk gefocust op eigenverbruik, om daarmee zo min mogelijk aan hetnet te hoeven leveren. Het GenossenschaftGreenpeace Energy produceert gas door deelektrolyse van water met overtolligewindenergie. De geproduceerde waterstoflevert zij aan haar particuliere klanten doormiddel van het Duitse aardgasnetwerk.ConclusieTussen de Duitse en Nederlandse energieco?-peraties bestaan enkele overeenkomsten,maar de verschillen tussen hun proposities endiensten domineren. Met het verlagen van defeed-in-tarieven voor de verschillende techno-logie?n in Duitsland en het uitfaseren van hetsalderen in Nederland trekken de landen quaregelgeving en marktomstandigheden welmeer naar elkaar toe. Hierdoor zijn technischetoepassingen en bedrijfsmodellen makkelij-ker te kopi?ren en wordt de kennisuitwisse-ling vruchtbaarder. Er liggen veel kansen voorsamenwerking met behulp van nationale enEuropese dochterco?peraties die belangenvan aangesloten co?peraties behartigen, dedoelen bevorderen en collectieve kennis enervaring bundelen.Een windmolen van Greenpeace EnergieGenossenschaft in het Ketzin-windpark.FotoSabineVielmo/GreenpeaceEnergyeGnr 1 maart 2014 Energie+ 9
Reacties