Overheden stimuleren in veel landen de rol van duurzame energie. Dit leidt tot een sterke groei van stroom uit windmolens en zonnepanelen. Tegelijkertijd werken overheden in Europa al jarenlang aan het integreren van de nationale stroommarkten. Deze twee beleidsterreinen lijken op gespannen voet met elkaar te staan. Het bevorderen van marktwerking in de elektriciteitssector is gericht op efficiëntie, terwijl de energietransitie er op gericht is om bedrijven en consumenten andere keuzes te laten maken: minder energie, meer duurzame energie, geen kolenstroom. De energietransitie staat daarmee op gespannen voet met de basisprincipes van een vrije markt.
Tekst Machiel Mulder, Rijksuniversiteit Groningen
Lokaal opwekken in een
internationale markt
D
e integratie van markten wordt nage -
streefd door het vergroten en het ef fici -
enter benutten van grensoverschrij -
dende transportcapaciteit en het voor
marktpartijen eenvoudiger maken om in
meerdere landen actief te zijn. Marktintegra
-
tie kan leiden tot lagere productiekosten,
meer concurrentie en grotere voorzieningsze
-
kerheid. De lagere productiekosten ontstaan
door het op een grotere geografische schaal
optimaliseren van de inzet van centrales,
waardoor minder ef ficiënte centrales die in
een systeem van nationale markten nog wel
nodig zijn voor productie, dan worden ver van
-
gen door ef ficiëntere centrales in andere,
gekoppelde, markten. Marktintegratie kan
eveneens een positief effect hebben op con
-
currentie vanwege het grotere aantal markt -
partijen in een grotere markt, waardoor
afzonderlijke aanbieders minder snel onmis
-
Overheden stimuleren in veel landen de rol van duurzame energie. Dit leidt
tot een sterke groei van stroom uit windmolens en zonnepanelen. Tegelij
-
kertijd werken overheden in Europa al jarenlang aan het integreren van de
nationale stroommarkten. Deze twee beleidsterreinen lijken op gespannen
voet met elkaar te staan. Het bevorderen van marktwerking in de elektrici
-
teitssector is gericht op efficiëntie, terwijl de energietransitie er op gericht
is om bedrijven en consumenten andere keuzes te laten maken: minder
energie, meer duurzame energie, geen kolenstroom. De energietransitie
staat daarmee op gespannen voet met de basisprincipes van een vrije
markt. De ambities voor energietransitie en marktwerking kennen boven
-
dien een verschillende ruimtelijke dimensie. Doelstellingen voor energie -
transitie zijn vaak nationaal of zelfs regionaal, terwijl bij de bevordering van
marktwerking het integreren van nationale markten tot een internationale
markt een wezenlijk onderdeel vormt.
12 Energie + nr 2 juni 2017
baar zijn en het tevens moeilijker wordt om
samen te spannen. Integratie draagt even
-
eens bij aan een grotere leveringszekerheid
doordat in een groter systeem de kans kleiner
is dat zich in een groot deel van de markt tege
-
lijkertijd aanbod- of vraagschokken voor -
doen, ter wijl er bovendien meer opties voor
flexibiliteit bestaan. Integratie van markten
heef t bovendien als consequentie dat effec
-
ten van nationale inter venties zich niet beper -
ken tot de nationale markt, maar zich ver -
spreiden over de gehele geïntegreerde regio.
Energietransitie
Het beleid voor energietransitie is echter in
hoge mate nationaal, hoewel dit beleid
voortkomt uit Europees beleid. Op grond van
de EU Renewable Energ y Directive zijn er
bindende doelstellingen voor het aandeel
duurzame energie op zowel EU-niveau als
per lidstaat. In de EU als geheel moet het
aandeel van duurzame energie in de totale
energieconsumptie 20% zijn in 2020, met
voor de afzonderlijke lidstaten verschillende
afzonderlijke doelstellingen. Voor Neder-
land is de verplichting om in 2020 minimaal
14% met duurzame energie op te wekken,
maar voor Scandinavische landen bijvoor -
beeld lig t dit percentage tussen de 30 en
49%. Deze verschillen in verplichtingen per
lidstaat hangen samen met verschillen in uit -
gangspositie en mogelijkheden om duur -
zame energie te bevorderen. De lidstaten
zijn verder vrij in de uitwerking van deze ver -
plichtingen, zowel wat betref t de aanscher -
ping van doelstellingen als de keuze van
beleidsinstrumenten. Nederland heef t met
het Energieakkoord haar EU-verplichting
voor 2020 zelf aangescherpt tot verdere ver -
hoging van het aandeel duurzame energie
tot 16% in 2023. Om deze doelen te halen
zijn tal van maatregelen voorzien, zoals
bevordering van de uitrol van grootschalige
windparken, bevordering van decentrale
duurzame opwekking en sluiting van een
aantal kolencentrales. Andere lidstaten
nemen vergelijkbare maatregelen, met
Duitsland als het wat dit betref t meest ambi -
tieuze EU-land. Hier zijn reeds doelen gefor -
muleerd voor het jaar 2050: in dat jaar moet
60% van het totale energieverbruik en 80%
van het totale elektriciteitsverbruik uit duur -
zame bronnen komen. De transitie in de
elektriciteitssector wordt vooral nage -
streefd door subsidiering van duurzame
energie.
Grensoverschrijdende effecten
De nationale maatregelen om de samenstel -
ling van de elektriciteitsproductie te beïnvloe -
den, hebben grensoverschrijdende effecten
vanwege de integratie van de elektriciteits
-
markten. Door de nauwe koppeling van de
Nederlandse met de Duitse stroommarkt, zijn
door de Duitse energietransitie niet alleen de
stroomprijzen in de groothandelsmarkt in
Duitsland gedaald, maar ook die in Nederland.
Deze daling van de Nederlandse stroomprijs
als gevolg van de Duitse energietransitie
maakt dat het subsidiëren van duurzame ener
-
gie in Nederland duurder is geworden, omdat
de subsidies het verschil dekken tussen kos
-
ten van duurzame energie en de stroomprijs.
De daling van de stroomprijs heef t ook als
gevolg dat de salderingsregeling voor particu
-
lieren onaantrekkelijker wordt, omdat de
impliciete vergoeding voor investeringen in
zonnepanelen omlaag gaat. Wanneer de
grenscapaciteit overigens beperkt van
omvang is, dan kan beleid om duurzame ener
-
gie te stimuleren in een land leiden tot grotere
prijsverschillen met buurlanden, zoals zich dit
heef t voorgedaan tussen Duitsland en Frank
-
rijk. Behalve dit grensoverschrijdende prijsef -
fect, is er ook een grensoverschrijdend ef fect
op de inzet van centrales. Wanneer Duitse
windturbines meer elektriciteit produceren,
ver vangen zij in Duitsland conventionele pro
-
ductie, maar in Nederland kan dit juist leiden
tot meer conventionele productie. Dit para
-
doxale resultaat komt doordat het aanbod van
stroom door windturbines in Noord-Duitsland
een weg door het net moet vinden naar de
afnemers die vooral in het westen en zuiden
van het land staan en daarmee, vanwege
natuurkundige wetten, ook het elektriciteits
-
netwerk in Nederland belasten. Hierdoor heef t
een hoge productie van windenergie in Duits
-
land een negatief ef fect op de voor handels -
doeleinden beschikbare grenscapaciteit,
waardoor in Nederland minder geïmporteerd
kan worden. Bij een omvangrijkere grenscapa
-
citeit zal dit ef fect zich echter niet meer voor -
doen, wat ook het geval is wanneer in Duits -
land interne netwerkcongesties worden
opgelost.
Nationale maatregelen om de productie door
kolencentrales duurder te maken (via een
kolenheffing bijvoorbeeld) of zelfs onmogelijk
(via geforceerde sluiting), kunnen de produc
-
tie door kolencentrales in de buurlanden juist
stimuleren. Zo'n nationale maatregel doet de
merit-order van de binnenlandse productie omhoog (bij kolenhef fing) of naar links (bij
sluiting) schuiven, waardoor andere (buiten
-
landse) centrales competitiever worden. Een
sluiting in Nederland van kolencentrales leidt
er dus toe dat in de buurlanden meer met
kolencentrales zal worden opgewekt waar
-
door daar de CO 2-emissies toenemen. Dit
betekent niet alleen dat het binnenlandse
milieuef fect deels teniet wordt gedaan, maar
ook dat de buurlanden meer kosten moeten
maken om hun doelstellingen voor energie
-
transitie te realiseren. Het sluiten van de
kolencentrales is duur voor stroomgebrui
-
kers. Als de sluiting in een korte periode
gebeurt, zal de elektriciteitsprijs beduidend
stijgen. Wanneer een langere periode voor
zo'n sluiting wordt genomen, zal het prijsef
-
fect beperkt blijven, maar ook dan zullen con -
sumenten een hoge rekening gepresenteerd
krijgen. Aandeelhouders zullen compensatie
eisen en die compensatie zal uiteindelijk door
de stroomgebruikers of belastingbetalers
moeten worden opgebracht. Uit deze voor
-
beelden volg t dat, gegeven het bestaan van
internationaal geïntegreerde elektriciteits
-
markten, afstemming van het beleid voor
energietransitie nodig is om de kosten daar
-
van zo laag mogelijk te houden.
Lokale energiesystemen
De uitstralingsef fecten naar andere regio's
doen zich ook binnen landen voor. Mogelijk
gemaakt door het decentrale karakter van
duurzame energie in combinatie met financi
-
ele ondersteuningsregelingen (zoals salde -
ringsregeling, SDE+), proberen sommige
lokale gemeenschappen onafhankelijk te wor
-
den van de elektriciteitsmarkt. In 2016 waren
er in Nederland 313 energiecoöperaties met
een totaal opgewekt vermogen aan windmo
-
lens van 115 MW en 23 MWp aan zonvermo -
gen. Deze voorkeur voor onaf hankelijke duur -
zame energiesystemen hangt samen met een
voorkeur die sommigen hebben zelf in f ysieke
zin de energietransitie te realiseren en daarbij
niet af hankelijk te zijn van het bestaande
marktsysteem. Deze tendens tot onaf hanke
-
lijkheid heef t uiteraard gevolgen voor andere
onderdelen van het elektriciteitssysteem
doordat op die manier het potentieel aan
vraagresponse in de markt vermindert, het
financiële draag vlak voor het in stand houden
van netten afneemt en de grondslag voor de
heffing van de energiebelasting minder
wordt. Al deze ef fecten impliceren dat de kos
-
ten voor andere marktpartijen toenemen.
nr 2 juni 2017 Energie + 13
Sluiting kolencentrales leidt tot toename emissies elders.
Zulke uitstralingsef fecten naar andere delen
van een markt zijn op zich normale verschijn
-
selen, waarbij alle marktpartijen zich bij
voortduring moeten aanpassen aan verande
-
rende omstandigheden. Door te streven naar
lokale systemen waarbij alle te gebruiken
energie zoveel mogelijk in de eigen regio
duurzaam wordt opgewekt, nemen de kosten
van de energietransitie echter toe, ter wijl er
nationaal niet meer duurzame energie wordt
gerealiseerd. Hoe kleiner de regio waarin de
duurzame energie moet worden geprodu
-
ceerd, hoe minder mogelijkheden er immers
zijn. De kosten van lokale oplossingen
bestaan dus uit het tegenovergestelde van de
hier voor genoemde voordelen van de interna
-
tionale integratie van markten. Omdat er geen
maatschappelijk belang bestaat bij lokale
onafhankelijke elektriciteitssystemen, is er
geen reden om een tendens tot onafhankelijk
-
heid via de overheid te ondersteunen.
Internationale emissiehandel
Met het beleid voor energietransitie richten
overheden zich op het realiseren van een ver
-
andering in de samenstelling van de energie -
sector, maar energietransitie is geen doel op
zich. Deze beleidsambitie komt voort uit de
wens om het risico van verdere klimaatveran
-
dering te verminderen. Uiteindelijk gaat het
dus om het verminderen van de emissies van
broeikasgassen. Naast de duurzame energie
-
doelen bestaan op EU-niveau dan ook doelen
voor de reductie van CO
2-emissies: -20% in
2020 en -40% in 2030 ten opzichte van het
niveau in 1990. Deze doelen zijn toegerekend
aan de sectoren die onder het Europese emis
-
siehandelssysteem (ETS-sectoren) vallen en
de overige sectoren (de zogenaamde non-ETS-
sectoren). De doelen voor beide groepen zijn
ver volgens toegerekend aan lidstaten, onder
andere op basis van het relatieve niveau van economische ontwikkeling. De nationale doe
-
len voor emissiereductie in de ETS-sectoren
vormen de basis voor de uitdeling (ook wel: pri
-
maire allocatie) van emissierechten. Aanvan -
kelijk werden de rechten gratis uitgedeeld,
maar meer en meer worden de rechten geveild.
De elektriciteitssector behoort tot de ETS-sec
-
toren, wat wil zeggen dat alle elektriciteitsop -
wekking in centrales boven een bepaalde
ondergrens verplicht meedoet aan het ETS. In
Nederland zorgt de elektriciteitssector voor
ongeveer de helf t van totale emissies door de
ETS-sector. Dit aandeel is recentelijk toegeno
-
men door de grotere productie door kolencen -
trales, waardoor de CO 2-intensiteit van de elek -
triciteitssector is gestegen. De verplichte
deelname van de elektriciteitssector aan het
ETS heef t grote consequenties voor de ef fec
-
ten van energietransitie in de elektriciteitssec -
tor op de uitstoot van CO 2-emissies. Vergro -
ting van het aandeel van duurzame energie of
sluiting van kolencentrales heef t weliswaar
effecten op de samenstelling van de elektrici
-
teitsproductie, maar geen ef fecten op de
totale uitstoot van CO
2-emissies in Europa. Dit
is het zogenaamde waterbedef fect van het
ETS. Vermindering van CO
2-uitstoot door bij -
voorbeeld de sluiting van kolencentrales
heef t als gevolg dat de vraag naar emissie
-
rechten afneemt of dat het aanbod van emis -
sierechten toeneemt, en in beide gevallen
heef t dat een prijsdrukkend ef fect op de prijs
van CO
2-rechten. Het ETS is immers een cap-
and-trade systeem, wat betekent dat het mili
-
euef fect bepaald wordt door het totale aantal
emissierechten en de kosten die daarmee
gemoeid gaan door de prijs. Vermindering van
de uitstoot door het bevorderen van duur
-
zame energie heef t daardoor geen milieuef -
fecten, maar alleen ef fecten op de kosten die
gemaakt moet worden voor resterende emis
-
siereducties. Subsidiëring van duurzame elektriciteit is daarmee ook indirect subsidië
-
ring van andere deelnemers aan het ETS,
zoals de chemische industrie.
In discussies over ETS wordt de ef fectiviteit
vaak afgemeten aan de hoog te van de CO
2-
prijs. Het feit dat deze prijs al jarenlang
beduidend lager is dan aanvankelijk was ver
-
wacht, wordt soms ten onrechte als een
onvolkomenheid van het ETS gezien. De wer
-
king van ETS moet echter worden beoordeeld
op de mate waarin de emissies worden gere
-
duceerd en of dat zo ef ficiënt mogelijk
gebeurt. De emissies in ETS zijn sinds de
start van dit systeem met gemiddeld bijna 3%
per jaar gedaald, meer dan volgens het pla
-
fond nodig is. De emissies zijn in deze sector
ook sterker gedaald dan in de non-ETS sec
-
tor, waarin de emissie van broeikasgassen in
deze periode met 1,25% is gedaald. Het ETS
is dus ef fectief in het omlaag brengen van de
emissies van broeikasgassen. Uit het feit dat
de prijs van CO
2 tegelijkertijd laag is, moet
juist geconcludeerd worden dat het systeem
goed werkt. Hoe lager de prijs immers, hoe
goedkoper het voor de maatschappij is om de
beoogde emissiereductie te realiseren. Dat
een lage CO
2-prijs geen stimulans is voor
investeringen in duurzame energie mag zo
zijn, maar dat is een onjuist criterium voor het
Figuur 1. Broeikasemissies in ETS en non-ETS-sector, 2005-2014. Bron: EEA (2016)
14 Energie + nr 2 juni 2017
Beide maatregelen kunnen alleen op Europees
niveau genomen worden, wat derhalve instem
-
ming vraag t van alle lidstaten.
Afzonderlijke lidstaten, bedrijven en burgers
kunnen echter ook zelf maatregelen nemen om
de emissies te reduceren. Een voorbeeld hier
-
van is elektrificatie, bijvoorbeeld in het ver voer
of verwarming van huizen, waardoor energie
-
gebruik dat aanvankelijk buiten het ETS viel,
binnen het ETS wordt gebracht. Elke benzine
-
auto die ver vangen wordt door een elektrische
auto en elke gasgestookte ketel die ver vangen
wordt door een warmtepomp leiden tot vermin
-
dering van de CO 2-emissies. Ook al wordt de
elektriciteit deels met kolencentrales opge
-
wekt, de totale emissies kunnen niet toenemen
vanwege de ETS-verplichting. Het gevolg van
elektrificatie is dus dat er een grotere vraag
naar emissierechten ontstaat, de CO
2-prijs zal
toenemen en er meer gereduceerd zal worden
ergens in de ETS-sector.
Zo bezien hoeven marktwerkingsbeleid en kli
-
maatbeleid niet in een gespannen relatie tot
elkaar te staan, maar kunnen ze elkaar ver
-
sterken, waardoor de elektriciteit zo goed -
koop mogelijk wordt opgewerkt, stroomge -
bruikers niet meer betalen dan nodig is, er
geïnnoveerd wordt en bovendien de CO
2-
emissies omlaag worden gebracht.
Sluiting kolencentrales leidt tot toename emissies elders.
Foto Rijkswaterstaat
beoordelen van het succes van het ETS.
Maatregelen om nationaal de prijs voor emis
-
sies van CO 2 te verhogen door bijvoorbeeld het
opleggen van een CO
2-belasting of door het
introduceren van een vloer in de prijs, hebben
daarom geen milieuef fect. Zulke maatregelen
mogen nationaal leiden tot een vermindering
van de CO
2-uitstoot, maar door de werking van
het ETS zal dit leiden tot een lagere prijs van de
emissierechten, waardoor elders in het sys
-
teem meer zal worden uitgestoten.
Conclusies
Om de kosten van energietransitie zo laag
mogelijk te houden, is internationale inbed -
ding noodzakelijk. Ook al zijn lokale initiatie -
ven voor duurzame energie aantrekkelijk voor
sommigen, lokale oplossingen zijn per defini -
tie duurder dan oplossingen die in een interna -
tionaal systeem naar voren komen. Het lig t
daarom niet voor de hand dat de overheid
lokale initiatieven bevordert. Daarnaast is
internationale coördinatie van energietransi -
tie nodig omdat elektriciteitsmarkten interna -
tionale markten zijn, waardoor nationale inter -
venties in het elektriciteitssysteem
grensoverschrijdende effecten hebben, waar -
door kosten voor het realiseren van de ener -
gietransitie hoger kunnen worden. Ook in een situatie zonder emissiehandel kunnen op die
manier binnenlandse milieueffecten weglek
-
ken naar andere landen. Om ook werkelijke
reductie van CO
2-emissies te realiseren, is
meer nodig dan alleen maatregelen om binnen
de elektriciteitssector het aandeel van duur -
zame energie te bevorderen. In een systeem
waar ook emissiehandel bestaat, leiden deze
maatregelen niet tot minder emissies, maar
verlaagt het de kosten binnen het handelssys -
teem om emissies te reduceren. Subsidies
voor duurzame energie zijn daardoor subsi -
dies voor alle deelnemers in het handelssys -
teem. Door deze kostenverlaging voor de deel -
nemers in het handelssysteem, is het voor de
deelnemers goedkoper om meer aan emissie -
reductie te doen dan op grond van het huidige
emissieplafond nodig is. Energietransitie kan
dus het maatschappelijke draag vlak voor ver -
dere verlaging van de emissies binnen het ETS
vergroten. Deze verlaging kan op verschil -
lende manieren worden gerealiseerd.
Op Europees niveau kan het plafond binnen
het ETS verder worden verlaagd, zoals ook
door de Europese Commissie is voorgesteld.
Een andere maatregel op EU-niveau is om meer
sectoren onder het ETS te brengen, waardoor
de emissies in die sectoren ook onder worpen
worden aan het plafond op de totale emissies.
nr 2 juni 2017 Energie + 15
Reacties