De geschiedenis leert ons een duidelijke les: in tijden van crisis versmalt onze blik. Na een oorlog of een natuurramp is de focus steevast gericht op snelle wederopbouw. Het bieden van onderdak en het herstellen van de maatschappelijke orde krijgen voorrang, terwijl langetermijnambities zoals duurzaamheid, innovatie of levensduurkwaliteit naar de achtergrond verdwijnen.
Een vergelijkbare dynamiek zien we vandaag in Nederland. We bevinden ons midden in een wooncrisis, met een tekort van bijna 400.000 woningen. De reactie van de overheid is een monumentale doelstelling: 900.000 nieuwe woningen realiseren voor 2030. Deze enorme druk landt direct op het bord van gemeenten en, in het bijzonder, woningcorporaties. Zij staan voor de taak om snel en betaalbaar te bouwen. Deze niet-onderhandelbare opdracht kunnen we de Volume-Eis noemen.
Tegelijkertijd ontvouwt zich een andere nationale ambitie: de transitie naar een volledig circulaire economie in 2050. Dit vraagt om een revolutie in de bouwsector, gebaseerd op principes als hergebruik van materialen, modulair en demontabel ontwerpen, en een integrale levenscyclusbenadering. Dit is de Circulariteits-Ambitie, een strategische ‘wens’ waar veel corporaties oprecht aan willen bijdragen.
En precies hier is waar het wringt. Woningcorporaties bevinden zich gevangen tussen twee conflicterende eisen. De noodzaak om snel te bouwen duwt hen richting beproefde bouwmethodes die snelheid, kostenefficiëntie en kortetermijndenken vooropstellen. De ambitie om circulair te bouwen vereist juist tijd, experiment, een hogere aanvangsinvestering en een andere manier van samenwerken, capaciteiten die in een crisissituatie schaars zijn. De vraag is niet alleen of corporaties dit willen, maar hoe ze dit ooit kunnen waarmaken.
Reacties