Verschuiving van de energiebelasting kan veel opleveren voor het Rijk, het milieu en sommige consumenten. Om dat in gang te zetten kan de belasting op elektriciteit gelijk getrokken worden met de belasting op aardgas. De belasting op elektriciteit is nu nog zes keer zo hoog als de belasting op aardgas, terwijl elektriciteit in de toekomst voor een groot deel duurzaam opgewekt gaat worden. CE Delft onderzocht verschillende varianten in het verschuiven van de belasting en de effecten daarvan.
regelgevingTekst, Frans Rooijers en Benno Schepers van CE DelftVerschuiving van de energiebelasting kan veel opleveren voor het Rijk, hetmilieu en sommige consumenten. Om dat in gang te zetten kan de belastingop elektriciteit gelijk getrokken worden met de belasting op aardgas. Debelasting op elektriciteit is nu nog zes keer zo hoog als de belasting opaardgas, terwijl elektriciteit in de toekomst voor een groot deel duurzaamopgewekt gaat worden. CE Delft onderzocht verschillende varianten in hetverschuiven van de belasting en de effecten daarvan.Verschuivingenergiebelastinglevert veel opFotoEneco10 Energie+ nr 3 oktober 2015De energiebelasting op gas en elektrici-teit vormt een substantieel deel van deprijs die energiegebruikers moetenbetalen. Wat daarbij opvalt is dat de belastingop elektriciteit relatief veel hoger is dan die opaardgas: zes keer zo hoog. Voor aardgasbetaalt een kleinverbruiker 5,40 per GJ envoor elektriciteti 33,22 per GJ. Het gevolghiervan is dat de energiegebruiker wordtgestraft als hij in plaats van aardgas, elektri-citeit gebruikt voor bijvoorbeeld de verwar-ming en warm water. Een deel van het verschilkan verklaard worden doordat bij de produc-tie van 1 GJ elektriciteit ruim 2,3 GJ brandstofnodig is in een kolen- of gascentrale. Het ver-schil wordt dan een factor 2,5. Die factor is altoegepast in de CO2-emissie: 96 per ton CO2voor aardgas en 254 voor de huidige gemid-delde elektriciteit. Met de huidige tarievenvoor de energiebelasting zijn de inkomstenvoor het Rijk uit de eerste schijven van elektri-citeit en aardgas van de energiebelastingongeveer 4 miljard euro. Sinds 2013 is daar deheffingsopslag duurzame energie (ODE) aantoegevoegd op zowel aardgas als elektriciteit.Deze heffing bedraagt voor aardgas in 2015 0,26 per GJ en voor elektriciteit 1, onge-veer vier keer zoveel dus. In de komende jarenzal de ODE-heffing vertienvoudigen. Daarbijzijn geen regels vastgelegd voor elektriciteiten gas afzonderlijk. Zonder verdere beleids-wijzigingen wordt in 2025 de energiebelasting+ ODE-heffing 132 per ton CO2 voor aardgasen 330 per ton CO2 voor elektriciteit. Ditkomt mede door het grote aandeel hernieuw-bare bronnen voor elektriciteitsproductie invergelijking tot aardgas (35% respectievelijk10%). De ODE-heffing corrigeert het verschilin belastingdruk tussen elektriciteit en aard-gas niet noemenswaardig. Daarom laten wedeze heffing in dit artikel verder buitenbeschouwing.Varianten energiebelastingOm de effecten van verschuivingen in de ener-giebelasting tussen gas en elektriciteit teanalyseren heeft CE Delft vier varianten opge-steld waarbij het tarief voor elektriciteit enaardgas vergelijkbaar is gemaakt. In variant 1en 3 zijn de inkomsten van het Rijk gelijkgehouden door het tarief voor elektriciteit teverlagen.1 Aardgas en elektriciteit worden gelijkbelast qua primaire energie-inhoud, dusinclusief de verliezen bij de productie vanelektriciteit. Voor 2015 wordt uitgegaan vanhet huidige rendement van elektriciteits-centrales van 42% met 9% elektriciteit uithernieuwbare bronnen. Voor 2023 wordtrekening gehouden met 35% elektriciteit uithernieuwbare bronnen. Hierdoor is er voor1 GJ elektriciteit 2,3 GJ (2015) respectievelijk2,0 GJ (2023) brandstof nodig. De inkom-sten voor het Rijk worden gelijk gehoudenaan de huidige inkomsten.2 Aardgas en elektriciteit worden gelijkbelast qua primaire energie-inhoud inclu-sief de verliezen bij de productie van elek-triciteit. De belasting op elektriciteit blijftgelijk en op aardgas wordt daardoor hoger.De inkomsten voor het Rijk stijgen daardoorfors.3 Aardgas en elektriciteit worden gelijkbelast qua CO2-emissie die verbonden isaan het gebruik van de energiedrager,Tabel 1. Energiebelastingvarianten, exclusief BTW2015 Aardgas Elektriciteit Inkomsten Rijkct/m3 /GJ /tonCO2ct/kWh/GJ /tonCO2Huidig 19,11 5,43 96 11,96 33,22 254Variant 1 28,59 8,13 144 6,73 18,68 143 GelijkVariant 2 50,84 14,46 256 11,96 33,22 254 +220%Variant 3 28,61 8,14 144 6,77 18,80 144 GelijkVariant 4 33,83 9,62 170 9,90 27,50 211 +40%nr 3 oktober 2015 Energie+ 11inclusief de verliezen bij productie. Deinkomsten voor het Rijk worden gelijkgehouden aan de huidige inkomsten zodateen belasting geldt van ongeveer 150 perton CO2 in 2015 en 200 in 2023. Tabel 1laat zien wat de huidige belasting per tonCO2 is.4 Zowel aardgas als elektriciteit worden belastals percentage van de kostprijs. Een energie-belasting van 165% op de basisprijs van gasen elektriciteit levert 40% hogere inkomstenop voor het Rijk. Doordat elektriciteit steedsmeer spreiding in kosten krijgt in momentenvan hoge en van lage productie (door meerhernieuwbare bronnen), is er de behoefteom deze volatiliteit door te berekenen aan deklant om daarmee zijn gebruik te sturen. Eenvaste energiebelasting per kWh dempt dezevolatiliteit terwijl met een percentuele ener-giebelasting (net zoals de BTW) de volatili-teit juist wordt versterkt.De varianten gelden alleen voor de eersteschijf van de energiebelasting van zowel gasals elektriciteit. Niet alleen huishoudens maarook kleine bedrijven vallen hieronder. Hetaardgasverbruik binnen deze schijf loopt tot170.000 m3 en het elektriciteitsverbruik tot10.000 kWh per jaar. Voor bedrijven kunnende effecten ook groot zijn, maar die zijn nuniet doorgerekend.Effecten van verschuivingHet veranderen van de energiebelasting heeftveel effecten:1 Effecten op inzet diverse energiedragersMet behulp van het gebouwdeomgeving-model van CE Delft (CEGOIA-model), waaralle typen woningen en verwarmingsme-thoden in zitten, zijn de verschillende vari-anten doorgerekend. De vraag daarbij waswelke effecten de belastingvarianten heb-ben voor de concurrentiepositie tussen deverschillende typen verwarming: de aard-gas CV, de elektrische warmtepomp, degasgestookte warmtepomp en grootscha-lige en kleinschalige warmteprojecten opbasis van WKO of WKK.In variant 1 en 3 wordt fors energiebespaard, en neemt het aandeel warmtele-vering iets toe. Het aandeel elektrischewarmtepompen blijft onveranderd, terwijlde kosten van een warmtepompsysteemmet 15% afnemen. Dit heeft vooral temaken met de hogere kosten voor de elek-triciteitsaansluiting. Die is te vermijdendoor slim regelen.In variant 2 en in mindere mate in variant 4,wordt zowel energie bespaard en vindt sub-stitutie plaats. Niet van CV naar de elektri-sche warmtepomp, maar wel naar warmte-levering. In variant 2 wordt warmteleveringzelfs dominant.In de berekeningen zijn de kosten voor deinfrastructuur meegenomen. Met name alser grote substitutie van aardgas naar warm-televering gaat plaatsvinden (variant 2 enin minder mate 4) zullen de netkosten vanaardgaslevering over een kleiner aantalenergiegebruikers verdeeld worden. Bijelektrische warmtepompen is uitgegaanvan extra netkosten en ook van hogeretarieven voor die energiegebruikers. Denetwerkbedrijven zullen in gebieden metveel elektrische warmtepompen de nettengaandeweg moeten verzwaren.In alle varianten is er een prikkel om dewarmtevraag te beperken doordat de mar-ginale kosten van een extra m3 of GJ warmtetoenemen. Bij verschillende energiebelas-tingen op aardgas zijn verschillende bespa-ringspakketten rendabel. Afhankelijk vande variant van de energiebelasting, vindt er10 tot 20% besparing op de warmtevraagplaats.2 Effecten techniekenAanpassing van de energiebelasting heeftook nog effecten voor specifieke technie-ken. In Figuur 2 worden de effecten voorzonnepanelen, zonneboiler en elektrischrijden weergegeven. Voor zonne-energiewordt het effect van de varianten in beeldgebracht door het verschil in terugverdien-tijd, oor elektrisch rijden in de veranderingvan de totale jaarlijkse kosten (exclusief dekosten van de auto).050.000100.000150.000200.000250.000300.000350.000400.000450.000Huidig Variant 1 Variant 2 Variant 3 Variant 4TJEnergiebronnen woningen 2015(met goedkope warmtebron)AardgasElektriciteitWarmteFiguur 1. Uitkomsten modelruns CEGOIA - 2015 (met goedkope warmtebron)regelgevingTabel 2. Effecten belastingverschuiving voor de inkomsten van het Rijkuit eerste schijf in mld 2015 Huidig Variant 1 Variant 2 Variant 3 Variant 4Elektriciteit 3,3 1,8 3,3 1,8 2,7Aardgas 2,9 4,3 6 4,3 5,1Heffingskorting ?2,2 ?2,2 ?2,2 ?2,2 ?2,2Totaal 4,0 4,0 8,7 4,0 5,6Rijk (t.o.v. huidig) 100% 220% 100% 141%12 Energie+ nr 3 oktober 2015Als gevolg van een lagere consumenten-prijs van elektriciteit, neemt de terugver-dientijd van zonne-energie voor de varian-ten 1, 3 en 4 toe. De geproduceerdeelektriciteit levert immers minder op. Bij dezonneboiler ontstaat het tegenoverge-stelde effect. De besparing neemt toe,waardoor de de aanschaf zich sneller terug-verdient. Toch blijven zonneboilers nogonrendabel, vanwege de hoge investerings-kosten per bespaarde GJ. Door de lagereenergiebelasting op elektriciteit dalen dekosten voor het rijden met een elektrischeauto in alle varianten. Varianten 1 en 3 heb-ben jaarlijks bijna 200 minder energie-kosten, variant 4 meer dan 50 en variant 2is gelijk aan de huidige situatie.3 Effecten voor het RijkHet veranderen van de energiebelasting leidtin enkele varianten tot forse veranderingen inde inkomsten van het Rijk (variant 2 en 4).Enerzijds leiden de aanpassingen tot extrainkomsten voor het Rijk, anderzijds leiden dehogere kosten voor de burger tot energiebe-sparing. In de onderstaande tabel zijn deeffecten voor het Rijk weergegeven, wanneerer geen substitutie plaatsvindt, maar alleenbesparing door de hogere kosten. Hierbij isgerekend met een prijselasticiteit voor aard-gas van -0,25. Dit betekent dat als de kostenvoor de eindgebruiker met 10% stijgen er2,5% bespaard wordt. Voor elektriciteitwordt een elasticiteit van 0 aangenomen.4 Effecten op de warmtetarievenDe verandering van de energiebelastingheeft grote effecten op de maximale warm-televeringstarieven (NMDA). Als de maxi-male warmteleveringstarieven mogen stij-gen als gevolg van een verschuiving van deenergiebelasting en er geen belastingwordt geheven op de levering van warmte,kan dit voor bestaande systemen tot grotepositieve rendementseffecten voor dewarmtebedrijven leiden en negatieve inko-menseffecten voor de afnemers. Warmtele-veranciers mogen echter niet zomaar huntarieven verhogen. Als de maximumprijsvan de warmte (veel) hoger ligt dan de pro-ductiekosten daarvan, bijvoorbeeld in vari-ant 2, dan kan een ander artikel van deWarmtewet in werking treden en dat is datde warmteleverancier slechts een redelijkrendement op de levering mag behalen.Relatief ten opzichte van aardgassystemenzullen warmtegebruikers dan goedkoper uitzijn om hun woning te verwarmen.5 Effecten op koopkrachtDe kosten voor de energiegebruikers wor-den in de varianten 2 en 4 fors hoger, metname voor centrale verwarming op aard-gas. Een deel van de extra inkomsten vanhet Rijk zouden kunnen worden terugge-sluisd door de heffingskorting te vergroten.Omdat deze bij alle energiegebruikers viade elektriciteitsrekening terecht komt, zalhet toch betekenen dat een deel van deenergie-gebruikers geconfronteerd wordtmet stijgende energiekosten. Een anderdeel van de gebruikers krijgt juist lagereenergiekosten. Het voordeel van eenhogere heffingskorting is dat de prikkel omvan energiedrager te veranderen, of eenzonneboiler aan te schaffen, blijft, maar dekoopkrachteffecten veel minder worden.Het is ook mogelijk om de koopkrachteffec-ten in de varianten 2 en 4 via verlaging vande arbeidskosten te compenseren. Als deheffingskorting zo wordt aangepast dat dekosten voor het gemiddelde huishoudengelijk blijven, dan kan de heffingskortingvoor varianten 2 en 4 met respectievelijk490 en 290 omhoog. De huishoudensmet een bovengemiddeld verbruik betalendan meer; die met een lager gemiddeld ver-bruik minder.Gelijkwaardige belastingDoor een gelijkwaardige belasting van aard-gas en elektriciteit neemt de concurrentiepo-sitie van elektrische warmtepompen toe,maar doordat deze techniek nog erg duur is,leidt dat niet bij elke variant tot substanti?leverschuivingen in de toepassing ervan. Alsaardgas zwaarder wordt belast, dan zorgt hetniet-meer-dan-anders-principe dat elke vormvan warmtelevering eerder rendabel wordt enzal het aandeel warmtelevering toenemen.?12?10?8?6?4?20246Variant 1 Variant 2 Variant 3 Variant 4JaarVerandering van de terugverdientijdZon-PVZonneboilerFiguur 2. Verandering van de terugverdientijd van zon-PV en zonneboiler. Berekening is uitgevoerd als eenvoudigeterugverdientijd, waarbij de investeringskosten worden gedeeld door de jaarlijkse opbrengsten. Deze opbrengstenworden niet ge?ndexeerd. Bij zon-PV zijn de (tijdelijke) BTW-voordelen niet meegenomen.geanalyseerde energiesystemen zijn ingrij-pend doordat het volume van de energiebe-lasting met 120% stijgt:? de kosten voor centrale verwarming stijgenmet 40%;? de kosten voor warmtelevering stijgen met0 tot 40%;? zonneboilers worden fors rendabeler, deterugverdientijd wordt tien jaar korter;? energiebesparing krijgt een zeer forseimpuls;? de elektrische warmtepomp blijft evenduur;? zonnepanelen blijven even rendabel;? elektrisch rijden blijft even duur;Deze laatste 3 effecten treden op doordat deprijs van elektriciteit gelijk blijft. De maat-schappelijke acceptatie van deze variant zallaag zijn als niet tegelijkertijd de extra inkom-sten voor een deel worden gebruikt om deinkomenseffecten te temperen. Bijvoorbeelddoor verhoging van de heffingskorting of doorverlaging van de arbeidskosten. De aardgas-prijs die ontstaat met deze hoge energiebe-lasting is vergelijkbaar met de prijs die inDenemarken wordt betaald voor aardgas. Hetis dus een bewuste belastingstrategie dieelders al wordt toegepast. De effecten vanvariant 4 zijn vergelijkbaar met die van deandere 3 varianten, maar iets minder gepro-nonceerd dan variant 2. Het belangrijksteeffect is dat daarnaast de variatie in prijzendoorwerkt in de belasting en zodoende hetextra interessant wordt om elektriciteit tegebruiken op momenten van overvloed en tebesparen op momenten van schaarste. Deverwachting is dat de basisprijs van elektrici-teit in de toekomst sterker zal fluctueren doorde komst van veel zon en windenergie. Metvariant 4 worden deze fluctuaties dan ver-sterkt en worden de consumenten geprikkeldom het moment van energiegebruik te ver-schuiven.Tabel 3. Effecten van de energiebelasting-varianten2015 Energiebelasting ten opzichte van huidig Kosten business caseAardgas Elektriciteit HR Warmte-pompWarmte-leveringZon-PV Zonne-boilerElektrischeautoVariant 1 150% 55% +10% ?10% +10% TVT +4 TVT -4 ?30%Variant 2 265% 100% 0 + 40% Gelijk 0 + 40% Gelijk TVT -10 GelijkVariant 3 150% 55% +10% ?10% +10% TVT +4 TVT -4 ?30%Variant 4 220% 85% 0 + 30% ?5% 0 + 30% TVT +1 TVT -8 ?-10%FotoEneconr 3 oktober 2015 Energie+ 13Als de extra belastinginkomsten uit aardgas-verbruik worden gebruikt om de belasting opelektriciteit te verlagen (variant 1 en 3) danworden elektrische opties zoals de elektri-sche auto en warmtepomp goedkoper, maarzonnecellen minder aantrekkelijk.De koopkrachteffecten kunnen met name invariant 2 en 4 groot zijn, maar ook in deandere varianten kunnen voor aardgasgebrui-kers die geen mogelijkheden hebben om hunverbruik te verminderen de effecten grootzijn. Dit kan gecompenseerd worden door eendeel van de extra inkomsten uit de energiebe-lasting te gebruiken om de heffingskorting dienu 312 (ex btw) bedraagt, te verhogen. Eenandere mogelijkheid is een energietoeslagvoor lage inkomens in te voeren, om gerichtde koopkrachteffecten te beperken. Het mar-ginale tarief blijft dan prikkelen tot energiebe-sparing, maar de inkomenseffecten zijnIn de varianten 2 en 4 wordt warmtelevering waarschijnlijk goedkoper.beperkter. De effecten van variant 1 en 3 zijnnagenoeg gelijk, ook al is de redeneringanders, de tarieven voor gas en elektriciteitvan de energiebelasting (EB) veranderen ingelijk mate voor deze varianten. De energie-belasting op gas wordt anderhalve keer zohoog en die op elektriciteit wordt 45% ver-laagd. De belangrijkste effecten daarvan zijn:? de kosten voor centrale verwarming wor-den ruim 10% hoger, terwijl de elektrischewarmtepomp 10% goedkoper wordt;? besparing op aardgasgebruik krijgt eenforse impuls;? zonnepanelen worden minder rendabel, deterugverdientijd duurt vier jaar langer;? zonneboilers worden rendabeler, de terug-verdientijd wordt vier jaar korter;? elektrisch rijden wordt substantieel goed-koper: 30%.De effecten van variant 2 op de kosten van de
Reacties