Log in
inloggen bij Energie+
Hulp bij wachtwoord
Geen account?
shop word lid
Home / Content / Nieuws

'Subdoel transportsector mag niet omhoog'

22 maart 2010

Eind 2008 is de Europese Richtlijn Hernieuwbare Energie (RED) aangenomen, met als centrale doelstelling 20 procent hernieuwbare energie in de EU in 2020. Binnen deze doelstelling geldt een subdoel van minimaal 10 procent hernieuwbare energie in de transportsector. Moet dit subdoel in Nederland niet omhoog? Nee, vindt de Commissie Duurzaamheidsvraagstukken Biomassa (CDB) van oud-EU-parlementariër Dorette Corbey (foto).

Het hoofddoel van 20 procent is onderverdeeld over de verschillende lidstaten, naar gelang de al bestaande hernieuwbare capaciteit en het potentieel van landen om dit verder uit te breiden. Voor Nederland geldt een doelstelling van 14 procent. De transportdoelstelling van minimaal 10 procent geldt voor iedere lidstaat.

Nationaal Actieplan

Eén van de verplichtingen van de RED is dat iedere lidstaat uiterlijk juni 2010 een Nationaal Actieplan (NAP) indient voor de implementatie van de RED. De CDB is gevraagd te adviseren over de bijdrage van biomassa aan de duurzame energie doelstellingen. Met name is de vraag of Nederland een hogere doelstelling dan de 10 procent voor de transportsector moet opleggen. Die vraag beantwoordt de CDB met een duidelijk ‘nee’.

In het adviesrapport ‘Eerst kwaliteit dan kwantiteit – advies over de bijdrage van biomassa aan de duurzame energie doelstellingen’ (van 3 februari 2010) onderbouwt de commissie dat met drie argumenten:

  • Het is denkbaar dat in 2020 het volume hernieuwbare energie ook zonder hogere doelstelling groter kan zijn dan 10 procent, omdat sommige eerste generatie biobrandstoffen (vooral ethanol uit suikerriet) omstreeks 2020 concurrerend kunnen zijn met fossiele brandstoffen. In dat geval is actieve stimulering van eerste generatie biobrandstoffen via een hogere doelstelling niet nodig. Bovendien verplicht de Europese brandstofkwaliteitrichtijn tot jaarlijkse CO2-reductie en is daarmee een stimulans voor de inzet van biobrandstoffen. De voorkeur zal liggen bij biobrandstoffen met een zeer gunstige CO2-balans, zoals ethanol uit suikerriet.
  • Preferente technologieën zoals elektrisch vervoer en tweede generatie biobrandstoffen zijn in 2020 nog niet in volle omvang beschikbaar; of de ontwikkeling sneller kan gaan dan voorzien is nog onduidelijk.
  • De manier waarop ILUC-effecten (zie kader) meegewogen gaan worden in de Europese duurzaamheidscriteria is nog onduidelijk.

Indirect Land Use Change

De afkorting ILUC staat voor Indirect Land Use Change, oftewel de indirecte veranderingen van landgebruik. Dit is het fenomeen dat door de productie van biomassa op de ene plaats soms regenwouden kunnen verdwijnen op een andere plaats. Door het vernietigen van gebieden met een hoge natuurwaarde, wordt niet alleen de biodiversiteit bedreigd. Ook kunnen er grote hoeveelheden broeikasgas vrijkomen (die zitten opgeslagen in de bodem en/of de planten). In extreme gevallen kan de toepassing van biobrandstoffen daardoor een negatief effect hebben op de CO2-concentratie in de atmosfeer.

 

Subdoelstellingen

Naast het ‘nee’ over het verhogen van de 10 procent doelstelling formuleert de CDB nog zeven adviezen over de rol van biomassa in het verduurzamen van de transportsector. We zetten ze op een rij:

1.

 Stimuleer de ontwikkeling en bevorder de inzet van preferente technologieën door subdoelstellingen op te nemen: 2 procent duurzame elektriciteit in het vervoer (na toepassing van de conversiefactor 2,5 zoals opgenomen in de RED) en 3 tot 5 procent tweede generatie biobrandstoffen en biobrandstoffen uit reststromen, inclusief groen gas (vanwege de dubbeltelling betekent dit in de praktijk een realisatie van 1,5 tot 2,5%).

2.

 De doelstellingen genoemd onder 1 betekenen dat de resterende 3 tot 5 procent van de duurzame energie doelstelling met eerste generatie biobrandstoffen zal worden ingevuld. Eerste generatie biobrandstoffen die aan duurzaamheidskaders voldoen (inclusief ILUC-effecten) kunnen een goede bijdrage leveren aan het realiseren van duurzame energie in de transportsector. Maak werk van het voorkomen van ILUC-effecten, rekening houdend met verschillende productieregio’s.

3.

 Verhoog de bijmengverplichting in vijf stappen van de huidige 4 procent naar gemiddeld 8 procent in 2020, waarbij de eerste twee stappen kleiner zijn (maar niet nul) dan de laatste drie. Voor deze bijmengverplichting van 8 procent worden tweede generatie biobrandstoffen en biobrandstoffen uit reststromen dubbel geteld (zoals vastgelegd in de RED). De bijmengverplichting betreft alle biobrandstoffen; met een doelstelling van 2 procent elektrisch transport en een bijmengverplichting van 8 procent (waarvan de bovengenoemde subdoelstelling van 3 tot 5% tweede generatie biobrandstoffen een onderdeel is) wordt de duurzame energie doelstelling van 10 procent gerealiseerd.

4.

 Aanvullend beleid is nodig om inzet van elektrische auto’s en groen gas in het wegtransport te bevorderen. Denk daarbij aan infrastructuur, ketensubsidies en vergroening van autobelastingen.

5.

 Bevorder de inzet van (tweede generatie) biobrandstoffen vooral in het vrachtvervoer over de weg en de scheepvaart, omdat in deze sectoren vooralsnog geen duurzame alternatieven beschikbaar zijn.

6.

 Bevorder bovendien samenwerking met de elektriciteitssector om duurzaamheidskaders te implementeren en duurzame biomassaketens te ontwikkelen. Met ambitieus beleid kan ongeveer 14 PJ duurzame energie worden gerealiseerd met elektrisch transport, tweede generatie biobrandstoffen en biobrandstoffen uit reststromen. Afhankelijk van hoe succesvol het beleid op energiebesparing is, betekent dit 5 tot 7 procent van het energiegebruik in de transportsector, waarvan 3 tot 5 procent tweede generatie biobrandstoffen en biobrandstoffen uit reststromen.

7.

 Evalueer het beleid mede op basis van de rapportages over drie jaar en herzie in de context van de Europese review in 2014 de doelstellingen indien: a) duurzame biomassa (inclusief een ILUC-factor) op grotere schaal dan voorzien beschikbaar gemaakt is; b) tweede generatie technologie, elektrische auto’s en groen gas op grotere schaal een rol spelen in de transportsector dan voorzien; c) verdere ontwikkeling van motor en aandrijftechnieken leiden tot aanmerkelijk grotere energie-efficiëntie waardoor een hogere doelstelling te halen is.

Bron CDB

Reacties

Renda ©2024. All rights reserved.

Deze website maakt gebruik van cookies. Meer informatie AccepterenWeigeren